Strandjutten is van alle tijden en zal dat ook blijven
Strandjutten of strandvonderij is het zoeken op het strand naar aangespoelde spullen. Vaak zijn het voorwerpen die van een schip overboord zijn geslagen of die afkomstig zijn van een schip dat vergaan is.
Gevonden goederen behoren vanouds toe aan degene die ze verloren heeft. In het geval van aangespoelde goederen kan dat de eigenaar van een schip zijn. Waren de goederen verzekerd, dan behoren ze aan de verzekeringsmaatschappij. De goederen moeten worden ingeleverd bij de autoriteiten, dat is de landsheer of diens vertegenwoordiger, de strandvoogd. De vinder kan aanspraak maken op een deel van het vindersloon.
Wanneer er spullen aanspoelden, begon er vaak een spannende race tussen de strandvonders en de jutters. De waardevolle spullen die de jutters vonden, werden verstopt in de duinen. Later werden ze op een rustig moment weer opgehaald.
Het moderne strandjutten is ook milieubewust
Op de Nederlandse stranden wordt het jutten aangemoedigd. Het gaat dan echter niet om waardevolle goederen maar om afval, dat aangespoeld is of dat door strandgasten is weggegooid. Bij de strandpaviljoens kan de badgast een jute jut-tas halen, die gevuld weer wordt ingeleverd.
De regels voor het strandjutten zijn vanouds onderdeel van het strandrecht. Ze zijn vastgelegd in de Wet op de strandvonderij (1931) en de Wrakkenwet (1934). De Wet op de strandvonderij schrijft voor hoe moet worden omgegaan met gestrande of aangespoelde zaken. Alle voorwerpen die in Nederland op het strand gevonden worden, dienen naar de politie te worden gebracht of naar een strandvonder. De hoofdstrandvonder, in de regel de burgemeester, en de hulpstrandvonders waken over het strand.
Een strandjutter was niet altijd iemand die zich enkel toevallig gevonden goederen toe-eigende. In vroeger tijden werd er weleens een vuur op het strand aangelegd om de schepen te misleiden en ze naar de kust te lokken, waardoor de schepen vergingen en de lading buitgemaakt kon worden. De strandjutters bekommerden zich weinig om het lot van de drenkelingen.
​
(Bron: Wikipedia.org)
De herkomst en betekenis van het woord
Er gaan meerdere verhalen rond over de herkomst van het woord jutten.
Bivoorbeeld het verhaal van de Juten, die een Germaans volk vertegenwoordigen uit het huidige Jutland, een geografisch gebied dat zich ooit uitstrekte over het westen van Denemarken en een deel van de Noord-Friese kust. De Juten worden naast de Angelen en Saksen genoemd als een van de drie Germaanse stammen die vanaf de 5e eeuw de Noordzee overstaken en Groot-Brittannië binnenvielen, nadat het eiland door de Romeinen onverdedigd was achtergelaten, en in Engeland de oorspronkelijk Keltische bevolking absorbeerden, vernietigden of verdreven.
Een recentere afgeleide van dit verhaal is dat de vissers van Jutland ook graag andere kusten aandeden om zich daar zaken toe te eigenen.
En daar komt de meest gehoorde uitleg mee in overeenstemming: de verbastering van jatten, een Hebreeuws woord.
De betekenis van ‘jutter’ volgens het Algemeen Nederland Woordenboek is:
-
1. Iemand die langs het strand naar aangespoelde spullen zoekt voor zijn beroep of uit liefhebberij;
-
2. Iemand die bruikbare of verkoopbare spullen verzamelt op andere plaatsen dan het strand;
-
3. Iemand die informatie, gegevens of ideeën verzamelt.
Een (voor)recht van eilanders
Vaak werd het recht op aangespoelde goederen door de overheid aan de meestbiedende verpacht. Daarentegen beriepen de bewoners van de Waddeneilanden zich op het recht om in vrijheid gebruik te kunnen maken van duinen, stranden en andere gemeenschapsgronden. Op Terschelling werd dit recht ook wel oerol genoemd.
Het jutten is vaak ontstaan uit armoede. Bewoners van eilanden en kustdorpen zochten op het strand naar spullen die ze konden gebruiken. Wrakhout werd als brandstof gebruikt of als bouwmateriaal. De jutters raakten hierdoor vaak in strijd met de strandvoogden.
Het jutten zit de eilanders nog steeds in het bloed. Ging het vroeger met paard en wagen, tegenwoordig zijn stoere fourwheeldrive auto's de werktuigen van de moderne strandjutters.
Want dat juttersbloed, gekregen van hun vaders, blijft stromen.
De ramp met de West Aleta
Toen in de nacht van 12 februari 1920 het Amerikaanse vrachtschip West Aleta, onderweg van San Francisco naar Hamburg en Bremen, ter hoogte van de Noordergronden boven Terschelling in een storm verging, was het de reddingboot Brandaris van Terschelling, die met zeer veel moeite de 42 opvarenden van boord haalde. Kort daarop brak het schip voor de brug in tweeën. Het is één van de bekendste scheepsrampen die bij Terschelling plaatsvond, niet in het minst door de enorme hoeveelheid Californische wijn die het schip vervoerde. De lading bestond uit 15.000 vaten wijn, balen rijst, kisten haring, grenen balken, spiritus en andere stukgoederen
De houten vaten met wijn en port deden het Juttersbloed van de eilanders koken
Op het strand speelden zich fraaie taferelen af. De jutters boorden gaatjes in de wijnvaten om de smaak te proeven. Zoete wijn was favoriet. De zure liet men in het zand leeglopen. Er werd gedronken uit de klomp, de hoed of zelfs de pet en vele vaten kwamen niet in handen van de strandvonder maar verdwenen spoorloos in de duinen. Heel Terschelling rook naar drank en zelfs de geiten liepen dronken door de duinen.
(Bron: www.http://wrakkenmuseum.nl/west-aleta)